Bob Hanf

Bob Hanf
door Oscar Laurens Schrover
Amsterdam 1894 – 1944 Auschwitz
Bob Hanf is kunstenaar, schrijver en musicus. Tussen 1919 en 1921 heeft hij zich vooral beziggehouden met kunst. Na 1921 verzwakt zijn belangstelling voor het kunstenaarschap. Hanf neemt dan vioolles en speelt vervolgens – tot 1928 – viool in het Concertgebouworkest én het Orkest van de Arnhemsche Concertvereniging. Daarna concentreert Hanf zich volledig op het componeren van muziek.
Bob Hanf is geboren op 25 november 1894 in Amsterdam. Hij is de zoon van de socialist Fritz Hanf (1) en Laura Romberg, beiden afkomstig uit het Duitse Emden, in Amsberg. Fritz Hanf woont vanaf 1882 in Amsterdam. Daar bekwaamt hij zich, op verzoek van zijn vader, in de koffiehandel. Fritz Hanf verkeert in Amsterdam in kunstenaarskringen. Hij raakt bevriend met G.H. Breitner die later Bob Hanf aanwijzingen zal geven.
In 1912 begint Bob Hanf aan de studie scheikundige technologie in Delft. Hij zal zijn vader opvolgen als directeur van de NV Oranje. Hanf breekt deze studie echter snel af, vervult zijn militaire dienstplicht in Amsterdam en begint – in het najaar van 1916 – opnieuw in Delft aan de afdeling bouwkunde te studeren.
In Delft kleedt Hanf zich als kunstenaar. Hij draagt een fluwelen jasjes en een vlinderdas en maakt deel uit van het ‘kringetje der onafhankelijken’. Hij houdt zich in Delft vooral bezig met kunst en literatuur.
In 1919 debuteert Hanf als kunstenaar In die Coornschuere – een oud Delfts pakhuis, waar Delftse studenten lezingen, tentoonstellingen en concerten organiseren. Jan Jacobsen, student, heeft – met steun van Hugo Tutein Nolthenius, directeur Calvé Delft – twee verdiepingen van een pakhuis laten verbouwen tot tentoonstellingsruimte. De drijvende krachten achter dit initiatief zijn tussen 1918 en 1921, behalve Jac Jacobsen: de studenten Bob Hanf, Jan Buijs, Dick de Leur, Jan van Marle en Ignace Lilien.
Hanf organiseert vooral de tentoonstellingen in het pakhuis In die Coornschuere.
Jacobsen treedt tussen 1918 en 1921 niet op de voorgrond. Hij zal het einde van de jaarwisseling 1920-1921 zakelijk leider zijn en vertrekt dan naar het buitenland. In dat jaar verlaat niet alleen Jacobsen, maar ook Hanf Delft. Hanf concentreert zich, zonder ingenieursdiploma, dan volledig op de literatuur en de muziek.(2)
In de betrekkelijk korte periode waarin het studenten-initiatief In die Coornschuere heeft bestaan – tussen 1918 en 1921 – hebben Delftse studenten belangrijke Europese intellectuelen naar Delft gehaald, exposeren belangrijke Nederlandse en Duitse expressionistische kunstenaars in Delft, en kunnen moderne schrijvers als Hendrik Marsman uit eigen werk voorlezen.
Hanf organiseert in de Coornschuere, met steun van Jan Buijs, tentoonstellingen met werk van jonge kunstenaars uit Delft, Den Haag en Rotterdam.(3) Willink, die van 1919 tot 1920 in Delft studeert, debuteert In die Coornschuere en Wim Schuhmacher exposeert in de kunstzaal van het studenteninitiatief.
Schumacher en Willink zullen korte tijd later de beweging van de ‘retour a l’ordre’ gaan volgen. (4)
Hanf organiseert niet alleen tentoonstellingen, hij debuteert ook als kunstenaar in de Delfste kunstzaal. Ook verzorgt hij er, in 1919, een lezing over het ontstaan van de Moderne Kunst. Hanf besteedt in deze lezing aandacht aan zowel het kubisme als het Duits expressionisme.
In december 1919 stelt Hanf de ‘eerste, grote internationale tentoonstelling samen van moderne kunst. Op deze expositie hangen werken van avantgardisten als Archipenko, Chagall, Kandinsky, Klee en Kokoschka. Alle kunstenaars die meedoen aan deze eerste internationale tentoonstelling van Duitse expressionisten (5) zijn overigens verbonden aan galerie der Sturm van Herwarth Walden. Deze befaamde Berlijnse galerie is gegroeid vanuit het avantgarde tijdschrift Der Sturm, dat Hanf heeft leren kennen door de schrijver Salomo Friedländer.
De gerichtheid van de Delftse studenten op Duitsland is – in 1919, kort na de Eerste Wereldoorlog – niet zo verwonderlijk. Nederland is een neutraal tussen 1914 en 1918 en Nederlandse kunstenaars en intellectuelen voelen zich tot 1940 actief betrokken bij de Duitse cultuur. De eenmaking en de modernisering van Duitsland heeft Duitsland laten uitgroeien tot een van de belangrijkste centra van het modernisme. De Nederlandse cultuur wordt in Duitsland (de keizer is naar Nederland gevlucht) bewonderd als modern, democratisch en kleinschalig. In Nederland, menen Duitse intellectuelen, regeert de ‘democratische levensidee’.
Een van de sprekers in Delft is in 1919 Friedrich Huebner. Hij houdt een lezing over ‘De nieuwe beweging in Duitsland, expressionistische Poëzie, Schilderkunst en toneel’. Huebner wijst in zijn Delftse toespraak op de verbindende kracht van het expressionisme.(6) Na het aflopen van de oorlog op 11 november 1918, herneemt opnieuw de ‘mens de vrijheid tegenover de natuur’. Huebner brengt in 1920, met steun van Jac Jacobsen, de werken van hedendaagse Nederlandse kunstenaars naar Duitsland. De andere sprekers In die Coornschuere zijn: Dirk Coster, Douglas Goldring, Paul Colin en Romano Guarnieri.
Hanf heeft behalve op de Nederlandse kunst van het interbellum ook zijn stempel gedrukt op de Nederlandse literatuur.(7) Hanf zet Simon Vestdijk aan tot het lezen van de Franse schrijver Proust en hij laat Hendrik Marsman, behalve zijn eigen expressionistische zwart-wit tekeningen, ook een map zien met grafiek van Odilon Redon. Het werk van Redon treft Marsman zeer. Hij herkent in het werk van de Franse kunstenaar zijn eigen gevoelens.(8)
In 1920 sluit In die Coornscheure zijn deuren. Hanfs belangstelling voor het kunstenaarschap lijkt erna snel te zijn afgenomen. Hij vertrekt in 1921 uit concentreert zich hierna volledig op de literatuur en muziek.
Het literaire werk van Hanf ademt de geest van Franz Kafka, wiens boeken nauwelijks worden gelezen in 1924. De eerste Nederlandse vertaling van Kafka’s werk verschijnt in 1925, één jaar na het overlijden van de schrijver. Dit dankzij Paul van Ostaijen, die Kafka al tijdens de Eerste Werereldoorlog leest.(9)
Paul van Ostaijen is goed bevriend met de galerist Herwarth Walden, uitgever van Der Sturm. Walden speelt een belangrijke rol bij de eerste grote Internationale tentoonstelling van Moderne Kunst in Delft.
Als kind krijgt Hanf vioolles. In Delft musiceert hij regelmatig met de componisten Harold C. King en Ignace Lilien.
Als Hanf in 1921 terugkeert naar Amsterdam en bij zijn ouders intrekt, neemt hij les bij de altviolist George Scager en bij Louis Zimmerman, concertmeester van het Concertgebouworkest. Hanf studeert ook compositie bij Louis Dopper. Tot 1928 speelt Hanf viool en treedt hij op als solist. In 1928 trekt hij zich dan terug van het concertpodium en concentreert hij zich op het componeren. Hanfs muziek staat in de Duits-Oostenrijkse muziektraditie. Hij schrijft enige werken voor viool – strijkkwartetten, liederen op teksten van Rilke, Kafka, Morgenstern (10) en Goethe; enkele orkestwerken en een opera.
Hanf heeft als kunstenaar en als musicus waardering ontvangen.
In 1934 nodigt de dirigent van het Concertgebouworkest, Eduard van Beinum, hem uit om te komen praten over zijn werk. En in 1941 ontvangt Hanf, met componist Robert de Roos, de Tweede prijs in een prijsvraag, uitgeschreven door de Stichting Rotterdam 1939.
Oscar Laurens Schrover ©
Jan Spierdijk schreef voor het boekje “Mijmeringen” van Bob Hanf (11) in het voorwoord over Bob Hanf;
“…Deze wondelijke zonderling was zo’n groot mens, dat hij voor velen een norm was. Velen die nog niet direct vervolgd werden, zochten hem op, op het Suikerhofje waar hij was ondergedoken: zij zochten en vonden bij hem troost en opbeuring.”
Zelf schreef Hanf in “Mijmeringen”:
“In de loop van 1942 moest ik ‘onderduiken’. Men verschafte mij de papieren van een mij onbekende man; ik kreeg een nieuwe naam, een ander beroep, ik was getrouwd enzv.”
In het boekje staan zijn gedichten;
Tot den bedelstaf gebracht
door de heerschende proleeten,
woon’k hier aan een stille gracht.
Langzaam word ik opgevreten
door geniepig ongediert,-
maar de grootste zorg is ‘t eten
Toch neem’k soms nog Shakespeare te
baat om ‘t binnenst van mijn ziel
(alsof lamplicht door een kier, te
feest’lijk bijna, binnenviel
in een leege kamer), -neem ik
Shak’speare nog te baat om schriel
maar toch troostrijk, te verlichten
‘t leege binnenst van mijn ziel..
het boekje eindigt plotseling; het papier was op en er was volgens den auteur in de heele stad niet 1 velletje meer te koop…
Op 24 april 1944 is Bob Hanf gearresteerd door de Sicherheitsdienst en naar Westerbork gebracht. Vandaar is hij op transport gesteld naar Auschwitz, waar hij op 30 september 1944 is vermoord.
noten:
1) Frits of Joseph Hanf, overleed tachtig jaar oud op 25 januari 1924 in Vught.
Frits Hanf is de zoon van Salomon Hanf en Friederike Marx. Zijn vrouw Laura Romberg is geboren in Emden, Amsberg. Laura en Frits zijn getrouwd in 1891 in het Duitse Iserlohn en, in 1892, in Amsterdam.
Karl Marx, een neef, heeft gelogeerd bij het gezin Hanf, toen hij niet kon worden ondergebracht in Zaltbommel bij andere verwanten, de familie Philips.
2) Hanf weet zich in korte tijd te ontwikkelen tot een musicus die wordt aangesteld door het Concertgebouworkest.
3) o.a. de kunstenaar Dirk Nanninga, Chris Lebeau, Willem van den Berg, Pol Dom, Theo Goedvriend, Jaap Gidding, Agathe Wegerif, Chris Lanooy, W.C. Brouwer, Harm Kamerlingh Onnes
4) Over ‘Retour a l’ordre’ zie Jean Cocteau; en ook Annick Lantenois, ‘Analyse critique d’une formule retour a l’ordre’ in Vingtième Siècle, Jaargang 45, janviers-mars 1995 (Paris: Sciences Po, 1995) p. 40–53.
5) Frits Boterman, ‘Inleiding’ in Nederland en Duitsland in het Interbellum (..) onder redactie van Frits Boterman en Marianne Vogel (Hilversum: uitgeverij Verloren, 2003) p.14.
6) Huebner: ‘im geheimen flutende Verwandschaftsstrom des europäischen Gegenwartsgeistes noch viel breiter und erlösender pulsieren würde..’
7) zie Helmond, Toke van, ‘Bob Hanf 1894–1944’ in De Engelbewaarder: kwartaalschrift van de vrienden van het Amsterdamsch litterair Café De Engelbewaarder (Amsterdam, 1982).
8) Marsman is naar Delft gekomen op verzoek van zijn oud-klasgenoten Jan van Marle en Dick de Leur. Ze stellen hem voor in de kunstzaal gesigneerde verzen te verkopen. Jacobsen heeft Couperus uitgenodigd naar Delft.
De vriendenkring verkoopt graag keramiek en grafiek In die Coornschuere en experimenteren in 1919 met diverse grafische technieken. Hun maaksels zenden de studenten aan de verzamelaar F.G. Waller.
9) Kafka schrijft in 1909 een toneelrecensie voor Der Neue Weg, een tijdschrift onder redactie van Herwarth Walden. Walden heeft overigens ook contact met Max Brod.
10) Christian Morgenstern is lid van het Duits Antroposofisch genootschap, dichter en schrijver van aforismen welke aanhaken bij het modernisme. Een voorbeeld is: ‘Als ob Kunst nicht auch Natur wäre und Natur Kunst!’ Paul Klee is gefascineerd door de poëzie van Morgenstern, die de dingen beschouwt als kunstenaar. Hij is een voorloper van de surrealisten.
11) Mijmeringen door Christiaan Philippus (de onderduik naam van Bob Hanf) over de nachtzijde des levens; uitgegeven door de N.V. De Arbeiderspers Amsterdam, voor de Bob Hanf stichting, 1967.