Martin Monnickendam

Martin Monnickendam
door Oscar Schrover

Amsterdam 1874 – 1943 Amsterdam

Martin Monnickendam is geboren op 6 september 1874 in de Reguliersbreestraat in Amsterdam. Hij was de zoon van Meijer Monnickendam en Roosje Rippe.1)

In 1902 opent Monnickendam zijn atelier in de Pijp in Amsterdam. In 1906 ‘komt hij uit’ in Arti met het schilderij ‘Overijsselsche boerenwoning’,2) een voorstelling welke stilistisch aansluit bij de de Larense School. Zijn doorbraak als kunstenaar komt in 1907, wanneer kunsthandelaar Nico Harpen een grote tentoonstelling met 50 tekeningen van Martin Monnickendam organiseert in de zalen van de ‘Amsterdamse afdeling’ van de Larensche Kunsthandel. In dit jaar wordt Monnickendam volwaardig lid van Arti.3)

Monnickendam geniet tijdens zijn leven aanzien onder kunstenaars en zijn werk is commercieel aantrekkelijk. Monnickendam is zeer succesvol. In 1925 koopt hij een pand aan de Stadshouderskade voor vijfendertig duizend gulden.4) Hij en Mozes Cohen komen zo samen in dezelfde straat te wonen.

Hij is één van de belangrijkste kunstenaars van het Interbellum te noemen.

Monnickendam heeft tijdens zijn leven deelgenomen aan meer dan tweehonderd tentoonstellingen, waaronder een aantal solo-exposities. Bij gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag heeft het Stedelijk Museum een ‘eretentoonstelling’ in het Stedelijk museum georganiseerd.5) In de grote zaal van het Stedelijk hangen dan vijftig schilderijen uit de periode van 1896 tot 1924. De oudste werken op deze tentoonstelling zijn twee Parijse stadsgezichten uit 1896.

Monnickendam bezoekt na de lagere school de HBS aan de Keizersgracht. Hij verlaat deze vroegtijdig om in de leer te gaan bij Johan Adolph Rust, een leerling van Cornelis Springer, een Negentiende eeuws schilder van stadsgezichten.

Op zestienjarige leeftijd, in 1890, wordt Monnickendam toegelaten tot de Rijksacademie. Hij studeert bij de schilder N. van der Waay en de graficus Carl Dake. Monnickendam raakt in deze tijd bevriend met de graficus Pieter Dupont en de kunstschilder Lizzy Ansingh. Zij zijn beiden leerlingen van August Allebé, hoogleraar-directeur sedert de oprichting van de academie in 1890.6)

In 1894 krijgt Martin Monnickendam – met Nico Jungmann en Gerard Koster – van August Allebé een stipendium om London te bezoeken. Hij bezoekt in 1894 Londen voor de eerste keer en opnieuw in 1905.

Monnickendam woont na zijn opleiding twee jaar in Parijs. Zijn dagen brengt hij door in het Louvre en ook bezoekt hij het atelier van Pieter Dupont,7) gevestigd aan de Rue de Buffon. In Parijs maakt Monnickendam daar o.a. tekeningen in opdracht.

Drie maal heeft Monnickendam deelgenomen aan de kunstcompetitie Prix de Rome, een wedstrijd alleen toegankelijk voor loge-studenten van de Rijksakademie. In 1901 kent de jury hem de tweede prijs toe, achter A.H. Gouwe.8) Aan deze wedstrijd neemt overigens ook Piet Mondriaan deel, en zijn werk wordt dat jaar helemaal niet vermeld of bekroond. Monnickendam weigert in 1901 de aan hem toegekende tweede prijs in ontvangst te nemen.

In het jaar van debuut bij Arti, 1906, trouwt Monnickendam met Alice Mouzin, directeur van een nijverheidsschool voor meisjes. Nadien en vooral na zijn expositie in de kunstzalen van de Larensche kunsthandel, in Amsterdam, in 1907, zal Monnickendam tijdens zijn leven succesvol in een aantal steden in Nederland exposeren waarbij vooral zuidelijke kunstcritici positief op zijn werk reageren.

In 1908 presenteert Monnickendam werk op een tentoonstelling met kunst van leerlingen en oud-leerlingen van de Rijksakademie, die op de Academie is ingericht vanwege een bezoek van Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik. Monnickendam neemt in 1908 ook deel aan een tentoonstelling van de Bossche kunstkring. Men heeft hem uitgenodigd om, samen met o.a. Jan Sluyters, A.H. Gouwe, Herman Moerkerk, Willy Sluiter, Herman Heyenbroek en F. Bobeldijk tentoon te stellen in Den Bosch.

In 1908 worden Monnickendams schilderijen ook toegelaten tot de Parijse Salon, een van de meest prestigieuze tentoonstelling in Europa. Monnickendams werk wordt gunstig besproken in de Franse pers, al vindt Arsène Alexandre van Le Figaro, het werk van Monnickendam dat jaar ‘curieus’. Thibault-Sisson betreurt daarentegen dat de werken van Monnickendam niet zijn geschilderd door een een Fransman. Een jaar later, beoordeelt Arsène Alexandre Monnickendams schilderij ‘Het amphitheater’, toegelaten tot de Salon van 1909, als een ‘van de beste figuurstukken’ van de tentoonstelling.

Het Berliner Tageblatt richt in oktober 1909 de aandacht op Monnickendams schilderij, een vergezicht op Berlijn, dat hangt op de Kunstausstellung in München.9) Monnickendam wordt gevraagd bij te dragen aan de Nederlandse inzending voor de Tiende Internationale Kunstexpositie in München.10) Aan deze tentoonstelling, gehouden in het ‘Glaspalast’. nemen o.a. deel: Hendrik Willem Mesdag, Willem Maris, G.H. Breitner, A. Neuhuys en Therèse van Duyl-Schwarze.11)

Monnickendam ontvangt in 1909 tijdens ‘de vierjaarlijkse’ in Arnhem een gouden medaille voor zijn schilderij ‘De fruitverkoopster’. Zijn werken in Artibus Sacrum vallen de recensent van de Arnhemsche Courant positief op. De criticus prijst Monnickendams kunst. Zij getuigt, schrijft hij, van ‘een vastgelegde visie van buitengewone kracht’. Monnickendams schilderijen beoordeelt hij in als ‘een en al leven, realiteit in beeld en kleur’. De criticus is erg onder de indruk van Monnickensams portret van Louis de Vries als Keizer Augustus. Ook het werk ‘de zaal van de antiqiteitenveiling’ en ‘Flora’, een schouwburgvoorstelling, bekoren de recensent.

In 1910 exposeert Monnickendam in Buenos Aires. Daar ontvangt hij een bronzen medaille  — net als overigens de kunstenaars H.M. Krabbé, Marius Bauer en B. Höppe.12) Ook in Brussel wordt hem dat jaar een bronzen medaille uitgereikt. In 1937 ontvangt hij op de wereldtentoonstelling in Parijs een gouden medaille.

In 1910 vragen de oprichters van het Internationaal schildersatelier in Amsterdam aan Monnickendam een van de twee ‘leermeesters’ te worden aan het instituut, dat is opgezet naar Parijs voorbeeld. Het palet van Monnickendam wordt in deze tijd rijker van toon. Men ziet in hem een ‘machtig colorist’,13) een man beïnvloed door het verlangen om ‘stemmingskunst’ te maken, een ‘geniaal-aangelegde’ kunstenaar, die – meent de recensent van de Overijsselsche Courant – echter ‘niet voorwaarts komt door gebrek aan milieu’.14) De schilderijen van Monnickendam zijn tijdens het leven van de kunstenaar divers beoordeeld. Ook bij de overzichtstentoonstelling van Monnickendam in 1924, een ‘eretentoonstelling’ in het Stedelijk Museum Amsterdam, schrijft de recensent van Het Volk, het dagblad van de SDAP, een uitgesproken negatieve recensie. Hij meent dat Monnickendam ‘niet meer dan een talent was gebleven’ en dat het werk van rond de eeuwwisseling ‘opmerkelijker’ is en ‘persoonlijker’ dan Monnickendams tegenwoordige werk’. Wel prijst de kunstrecensent de narratieve werken ‘de antiekveiling’ en de Billard-academie’, geschilderd in 1905 en in 1907. Monnickendam is, naar zijn smaak, na 1907  te ‘bont en schel geworden’. De harmonie ontbreekt volgens hem, waardoor het al te vaak ‘gerammel’ werd.15)

Daar tegenover staat de mening van de recensent van De Tijd, die meent dat Monnickendam dit eerbetoon verdient, want hij is ‘een buiten de officiële scholen staande, sterk persoonlijk figuur. Hij noemt de kunstenaar ‘een levensblijde, in briljante uiterlijkheid zwijgende Pallieter’.16)

Het Joodse weekblad De Vrijdagavond publiceert in april afbeeldingen van het werk, die vergezeld gaan van een tekst van Joseph Gompers.17)

Martin Monnickendam is één van de kunstenaars die tijdens het Interbellum (tussen 1918 – 1940) van hun kunstenaarschap kunnen leven, het zij door de verkoop van werk – schilderijen of illustraties – bijgestaan door verzamelaars, het zij als docent. Hij werd benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Op 4 januari 1943 is Martin Monnickendam aan de gevolgen van een longontsteking overleden. Hij stond op het punt op transport gezet te worden naar een van de concentratiekampen toen hij overleed.

De laatste jaren groeit opnieuw waardering voor het werk van deze kunstenaar. Het schilderij ‘de Billardacademie’ is in 2009 verworven door het Amsterdams Historisch Museum, tegelijk met Monnickendams werken ‘Uitvoering in het Concertgebouw’ en ‘Mensen in een schouwburgloge’.

In 2016 heeft Teylersmuseum in Haarlem een dertigtal pasteltekeningen geëxposeerd die het museum geschonken kreeg uit de nalatenschap van de kunstenaar.18)

Het werk van Martin Monnickendam is onder meer te vinden in het Joods Historisch Museum, Teylers museum in Haarlem, Rijksmuseum, het Stadsarchief Amsterdam, het Gemeentemuseum Den Haag en het Amsterdam Museum.

1)  Monnickendam zou hebben gewoond tegenover Hotel l’Europe. In 1921 opende in deze straat theater Tuschinski.

2)  Zie ‘Brieven uit de hoofdstad’, in de Overijsselsche en Zwolsche Courant, 12 november 1906, p.2.

3) Het is niet helemaal duidelijk wanneer Monnickendam lid is geworden. In 1907 wordt gesproken over het uitkomen bij Arti. Lidmaatschap was verbonden aan een aantal voorwaarden, in ieder geval aan de selectie voor een tentoonstelling in de kunstzalen van de Maatschappij.

4) Het pand dat meerdere verdiepingen omvat kost nu meer dan een miljoen (per woonlaag ca 3 ton).

5) UItvoerend comité: C. Baard, J. Goudstikker, B. Houthakker, Prof. dr. W. Vogelsang en G. de Vries.

6) Als hoogleraar en directeur van de Rijksacademie oefent August Allebé een grote invloed uit op het Nederlandse kunstleven van de eeuwwisseling. Tot zijn leerlingen worden gerekend: George Breitner, Antoon Derkinderen, Suze Robertson, Richard Roland Holst, Jan Sluijters, Jan Tiele, Jan Toorop, Jan Veth, Jan Voerman, alsook de illustratoren Tjeerd Bottema, Johan Braakensiek en Cornelis Jetses.

7) Dupont werd in 1903 hoogleraar Grafiek aan de Rijksacademie

8) Gouwe kreeg de gouden medaille voor het schilderij Boaz en Ruth.

9) zie Nieuws van de dag, 8 mei 1909. p. 21.

10) Staatscourant Nummer 20, 18 maart 1910, nummer 65, ‘Verslag betreffende de Nederlandse afdeling van de Xde Internationale kunsttentoonstelling te München in 1909 aan Z.E. den minister van Binnenlandsche Zaken’.

11) De Preangerbode, 30 oktober 1909. Tweede blad.

12) De Grand Prix in Buenos Aires krijgt Willy Sluiter en een gouden medaille winnen o.a. Johan Akkeringa en Albert Neuhuys in De Tijd, 20 oktober 1909.

14) zie De Maasbode, 22 december 1911. Opmerkelijk is het succes van de kunstenaar die bovendien in 1913 de gouden medaille van de Koningin ontvangt op voordracht van het bestuur van Arti.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, vrijdag 3 mei 1912, No. 104, Tweede Blad.

15) Zie Het Volk, 26 februari 1924.

16) Zie de Tijd 5 maart 1925.

17) zie Het Vaderland, 5 april 1924.

18) Groeten uit Italië, Pastels van Martin Monnickendam, Teylersmuseum, Haarlem; tentoonstelling van 24 juni tot en met 23 oktober 2016.

Deceased during WW2Arti et AmicitiaeArtists in ParisAugust AllebéKoos VorrinkKunstenaars in AmsterdamThérèse Schwartze