Käthe Kollwitz

Käthe Kollwitz
Koningsbergen 1867 – 1945 Moritzburg
Käthe Kollwitz, geboren als Käthe Schmidt, was een Duitse grafisch kunstenares en beeldhouwster.
familie
Käthe was beeldhouwster en tekenares voor het weekblad Simplicissimus en was gehuwd met de sociaaldemocratische arts Karl Kollwitz. Ze was moeder van twee zonen, Hans Kollwitz en Peter Kollwitz.
opleiding
Reeds vroeg openbaarde zich Käthes tekentalent en het eerste onderricht in die richting kreeg zij op veertienjarige leeftijd, in haar geboortestad, van de kopergraveur Rudolf Mauer.
Na haar opleiding bij Mauer ging ze voor een jaar naar Berlijn (1884-1885) om er lessen te volgen in de school van Karl Stauffer-Bern. Terug in Koningsbergen zette Käthe haar studies voort onder leiding van Emil Neide.
Kollwitz maakte talrijke tekeningen, etsen, lithografieën en houtsneden en, in het begin van haar loopbaan, ook enkele genrestukken in olieverf. Pas omstreeks haar vijfenveertigste begon zij te beeldhouwen.
Haar vroege werk bestond vooral uit familie- en zelfportretten die onder realistische invloed stonden. In 1889 begon zij met het maken van gedetailleerde etsen, zoals bijvoorbeeld ‘De opstand der Wevers’ en ‘De Boerenoorlog’. Onder de indruk van het werk van de Noorse kunstschilder Edvard Munch gaf ze hierin haar aanklachten vorm in stille, uitdrukkingsloze figuren.
Later echter, zette ze echter het realisme om in een eigen expressionisme.
de sociaaldemocratie
In haar studentenperiode ontwikkelde Kollwitz een grote belangstelling voor de sociaaldemocratie, de vrouwenbeweging en het nieuwe naturalisme in de literatuur. Deze belangstelling zou een stevige stempel drukken op haar verdere carrière. Voor de Eerste Wereldoorlog ontwierp ze bijvoorbeeld een affiche dat ageerde tegen het grote gebrek aan goede woonruimte in Berlijn.
Na haar huwelijk in 1891 vestigde zij zich met haar man in een arbeidersbuurt te Berlijn, waar Karl zijn medische praktijk had om armen te verzorgen. Gegrepen door de sociale noden en de verbondenheid tussen moeder en kind, maakte zij deze tot onderwerp van haar prenten. Ze wijdde zich geheel aan de grafische technieken, die zich het best leenden voor het getuigend karakter van haar werk.
lidmaatschappen
Ze trad in 1899 toe tot de Berliner Sezession, een separatistische beweging waarbij de kunstenaars afstand wilden nemen van de doelstellingen van een bestaande vereniging en nieuwe idealen wilden nastreven of een nieuw publiek wilden bereiken.
Parijs
Tot tweemaal toe was ze in Parijs, waaronder in 1904, haar eerste opleiding in de beeldhouwkunst genoot.
Florence
In 1907 behaalde zij de Villa Romana-prijs, waaraan een jaarverblijf verbonden was in de gelijknamige villa in Florence.
WO I
Vanaf de oorlogsjaren 1914-1918 legde zij zich meer toe op het beeldhouwen.
Op 23 oktober 1914 stierf haar 17-jarige zoon Peter Kollwitz, die musketier in het Duitse leger was, bij een aanval op Diksmuide in Vlaanderen. In april 1915 begon Käthe aan de uitwerking van de eerste plannen voor een gedenksteen voor het graf van haar zoon Peter en na 1919 beeldde zij vooral de oorlogsellende uit, zoals in affiches en in de houtsnedenserie “Der Krieg”. Haar onverminderde uitdrukkingskracht zocht zij toen in een grotere vereenvoudiging van de vorm en een streven naar abstracte, stilerende monumentaliteit.
docentschap
Vanaf 1928 was zij hoogleraar van de grafische afdeling van de Berlijnse academie.
Ridder
In 1929 verkozen de ridders in de orde ‘Pour le Mérite für Wissenschaften und Künste’ Käthe Kollwitz, als eerste vrouw, tot lid van hun exclusieve orde.
verketterd
In 1933 werd haar werk ‘entartet’ verklaard en werd zij door de nationaalsocialisten verdreven van haar hoogleraarschap aan de Berlijnse academie. Ook uit de orde Pour le Mérite werd zij verwijderd.
In 1936 kreeg zij een expositieverbod en daarna heeft zij alleen nog getekend en gebeeldhouwd.
In haar late werk nam het afbeelden van moeder en kind een centrale plaats in. Een sculptuur uit 1937-1938 toont bijvoorbeeld vrouwen en kinderen tijdens hun pijnlijke afscheid van hun mannen en vaders die naar het front vertrekken.
WO II
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog op 19 juli 1940 stierf Käthe’s man Karl Kollwitz. Ter nagedachtenis aan hem maakt ze het kleine bronzenbeeld ‘Afscheid’.
Haar jongste zoon Hans was inmiddels al vele jaren getrouwd. Toen zijn vrouw een zoon baarde, stond Käthe erop dat zij hem naar haar zoon en zijn broer Peter zouden vernoemen. Ondanks de tegenwerpingen van haar schoondochter, zette Käthe door en zwichtte Hans uiteindelijke voor haar wens.
Toen de Tweede Wereldoorlog losbarstte moest ook deze Peter onder de wapens. Haar kleinkind Peter stierf op 22 september 1942 aan de Russische grens. Als reactie op dit verlies maakte ze de lithografie ‘Zaden dienen niet vermalen te worden’.
In 1943 vluchtte Kollwitz uit Berlijn en nam haar intrek bij beeldbouwer Margret Böning in Nordhausen. Op 25 november 1943 werd haar woning in Berlijn, waarin zij sinds 1891 met Karl had gewoond, getroffen door een bom. Als gevolg hiervan zijn veel drukplaten, tekeningen en schilderijen van haar verloren gegaan.
In juli 1944 verhuisde ze weer; een bevriend en vermogend kunstenaar, Prins Ernst Heinrich von Sachsen, bood haar een woonruimte aan in zijn huis in Moritzburg, in de omgeving van Dresden.
overlijden
Op 22 april 1945, 15 dagen vóór de overgave van Berlijn -8 mei 1945- stierf Käthe Kollwitz in Moritzburg op 77-jarige leeftijd.
tot wapens omgesmolten
Ondanks haar verkettering door het nazisme, waardoor haar bronzen beelden werden omgesmolten tot wapens, zijn bijna alle beeldhouwwerken uiteindelijk bewaard gebleven omdat de nazi’s de mallen van haar beelden over het hoofd hadden gezien. Na de oorlog zijn de beelden opnieuw gegoten.
Deutscher Soldatenfriedhof Vladslo
Op 23 juli 1931 waren de stenen beelden van ‘Het treurende ouderpaar’ geplaatst op Het Roggeveld tussen Zarren en Esen, nabij Diksmuide. In 1956 werd het graf van haar zoon Peter met 1538 kameraden, alsmede het beeldhouwwerk, overgebracht naar het ‘Deutscher Soldatenfriedhof Vladslo’, nabij het Praetbos in Vladslo. Op deze Duitse militaire begraafplaats kregen meer dan 25.000 gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog hun laatste rustplaats.
Kollwitz geeft hierin gestalte aan het grenzeloos verdriet dat de oorlog haar berokkende. Het is een dubbelbeeld van een treurend ouderpaar. De vader, Peters eigen vader, blikt neer op de duizenden graven, waaronder dat van zijn zoon. De moeder, Käthe Kollwitz zelf, knielt voorovergebogen.
De kunstenares wilde in dit werk niet alleen de moeder van Peter zijn, maar van allen die met hem aan het IJzerfront de dood vonden.
Musea in Duitsland en België
In Duitsland zijn drie musea aan de kunstenares Käthe Kollwitz gewijd: in Keulen, Berlijn en Moritzburg. België heeft een museum over Peter en Käthe Kollwitz in Koekelare. Het Käthe-Kollwitz-Museum in Keulen bezit de grootste collectie met werken. Het museum kwam tot stand toen de in Keulen levende kleindochters van Käthe Kollwitz, Jutta en Jordis Kollwitz hun collectie wilden verkopen. Tot deze collectie behoorden ca. zestig grafische werken, alsmede alle vijftien bronzen sculpturen.
Käte-Kollwitz-Preis
De Käte-Kollwitz-Preis is een naar de Duitse kunstenares Käthe Kollwitz genoemde prijs voor beeldend kunstenaars, die in 1960 werd ingesteld door de Akademie der Künste der DDR.
De prijs wordt nog elk jaar verleend door de Berlijnse Akademie der Künste aan een kunstenaar voor een bepaald werk of voor het gehele oeuvre. Naast een geldbedrag krijgt de prijswinnaar eveneens een expositie van zijn werk in het academiegebouw.
bron: wikipedia / historiek.net